|
|
|
De tak Johan Franco van de IJsselsteinse familie
Slachtoffers van de oorlog met Japan |
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden veel leden van de tak Johan Franco gevangengenomen door de Japanse bezetters van Nederlands-Indië. Drie van hen, de neven Hendrik, Jan Fortuin en Rudolph Beijen/Beyen, waren in dienst van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). Zij werden daarom door de Japanners als krijgsgevangenen behandeld. Hun Japanse interneringskaarten zijn in 2011 beschikbaar gekomen via het Nationaal Archief. Die interneringskaarten worden op deze pagina getoond, samen met andere informatie over de gebeurtenissen in de oorlog.
Hendrik Beijen (1895-1945)Hendrik Beijen (13.1), de zoon van Piet Beijen die genoemd wordt op de pagina Een Beijen-takje in Nederlands-Indië, werd geboren in 1895. Hij werkte eerst als machinist bij de marine en was later sergeant bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL).Na de Japanse invasie zat hij eerst gevangen in krijgsgevangenkampen op Java. Later werd hij naar Sumatra gebracht, waar hij moest werken aan de beruchte Pakanbaroe-spoorweg. Hij overleed in september 1945, enkele weken na de Japanse capitulatie, als gevolg van de ontberingen die hij had moeten doorstaan. Hieronder staan afbeeldingen van de voor- en de achterkant van zijn interneringskaart. Door op de afbeeldingen te klikken kunt u ze vergroten.
Uit de Japanse tekst op de achterkant van de kaart blijkt dat hij op 8 maart 1942 gevangen is genomen. Hij zat eerst in een kamp bij Bandoeng op Java en later in een kamp bij Batavia. In 1944 werd hij overgebracht naar het grote dwangarbeiderskamp bij Pakanbaroe. Hij werd ziek op 5 juli 1945 en overleed op 10 september 1945 aan beriberi. In the autumn of 1945 his remains were transferred to the Allies. Hendrik werd begraven op de oorlogsbegraafplaats Kalibanteng bij Semarang op Midden-Java. Het gedenkteken voor hem is te zien op de pagina Grafstenen en andere gedenktekens. Jan Fortuin Beijen/Beyen (1912-1991)Jan Fortuin Beijen (of Beyen) (13.3) werd in 1912 geboren in Garoet (Garut) op West-Java als zoon van de "inlandse" vrouw Maskanah. De op de vorige pagina genoemde Hendrik Rudolph Beijen junior erkende hem als zijn zoon. In de familie werd verteld dat Jan een fortuin voor zijn vader betekende en dat hij daar zijn tweede voornaam aan te danken had.Jan Beijen trad in dienst bij het KNIL. In de Tweede Wereldoorlog werd hij door de Japanners gevangengenomen en overgebracht naar het krijgsgevangenenkamp Kawasaki in de buurt van Tokio. De krijgsgevangenen moesten daar dwangarbeid verrichten op een scheepswerf voor de Japanse oorlogsindustrie. De foto hierboven (Copyright by Al R. Young. All Rights Reserved. Courtesy of Al Young Studios. Klik hier voor een grotere versie) is afkomstig van een website van de Amerikaanse schrijver Al Young. Hij publiceerde in juni 2009 het boek My Father’s Captivity over de ervaringen van zijn vader, die gevangengehouden werd in datzelfde kamp. Op de foto zitten Japanse bewakers ogenschijnlijk vredig naast de vooral Amerikaanse, Nederlandse en Australische dwangarbeiders.
Van Jan Fortuin is eveneens de interneringskaart bewaard gebleven. Ook de afbeeldingen hieronder kunt u vergroten door erop te klikken.
Uit de voorkant van de kaart blijkt dat Jan Fortuin soldaat 2e klasse was en dienst deed als motorordonnans, en dat hij ook chauffeur-monteur is geweest bij een autobusbedrijf in Bandoeng.
Rudolph Beijen/Beyen (1912-1944)Rudolph Beijen (of Beyen) (13.8) was een van de zoons van de op de vorige pagina genoemde Johan Franco Beijen, die op zijn beurt de jongste zoon van Hendrik Rudolph senior was. Rudolph trad in 1929 in dienst bij het KNIL en klom op tot sergeant-majoor instructeur. Hij werd in maart 1942 krijgsgevangen gemaakt door de Japanners.In september 1944 was hij een van de 6500 gevangenen (Amerikaanse, Australische, Britse en Nederlandse krijgsgevangenen en Javaanse werkslaven) die onder onmenselijke omstandigheden werden vervoerd met het transportschip Junyo Maru om aan de Pekanbaroe-spoorweg op Sumatra te gaan werken.
De Junyo Maru (hierboven op een foto uit 1933) werd echter ten westen van Sumatra door een Britse onderzeeboot getorpedeerd en tot zinken gebracht. Slechts een klein deel van de gevangenen kon zich redden. Rudolph Beijen was een van de duizenden omgekomenen.
Hieronder is de interneringskaart van Rudolph afgebeeld.
Volgens de Japanse tekst op de achterkant van de kaart werd Rudolph op 8 maart 1942 gevangengenomen. Net als Hendrik zat hij eerst in het krijgsgevangenenkamp bij Bandoeng en later in dat bij Batavia. De precieze tijd en plaats van het vergaan van de Junyo Maru wordt vermeld: 18 september 1944, 18.30 - 18.45 uur; 2º 53' Zuid, 101º 11' Oost. Rudolph Beijen was in februari 1938 in Pontianak op Borneo getrouwd met Margaretha Jeanne (Greet) Rijnenberg. Ze kregen drie kinderen: Ilse (1938), Ron (1940) en Henk (1942). Henk werd geboren toen zijn vader al ruim een halfjaar gevangen zat.
Na de oorlog werd de situatie in Indonesië voor het gezin steeds moeilijker. In de jaren 50 vertrok Greet met haar drie kinderen naar Nederland. Ze woonden daar in Bergen op Zoom.
|
De volgende pagina De voorpagina |
Het inhoudsoverzicht De bovenkant van de pagina |
Zoeken op deze website Reacties of vragen |