De familiesite Beijen/Beyen
door Laurens Beijen
De voorpagina
Het inhoudsoverzicht
De volgende pagina
De vorige pagina
De voornamenlijst
De fotogalerij
Zoeken op deze website
Reacties of vragen

De tak Gijsbert van de IJsselsteinse familie

Dirk Jan Beijen, huismeester van de Bonneterie

Geboren in 1889

Dirk Jan Beijen (G 13.32), werd in 1889 geboren in Bussum. Hij was het eerste kind van zijn gelijknamige vader en diens vrouw Jansje Hamming. Op de pagina Dirk Jan en de Gooise Beijens staat een schemaatje dat de relaties tussen de twaalf mensen met de naam Dirk Jan Beijen laat zien.

Na de hoofdpersoon van deze pagina volgden nog zes kinderen, van wie er drie op jonge leeftijd overleden. Het gezin verhuisde in 1890 uit Bussum naar Amsterdam, waar ze op diverse adressen woonden, ook in het deel van Nieuwer-Amstel dat in 1896 bij Amsterdam zou worden gevoegd. Na 1900 verliet de vader zijn gezin en ging in Hilversum wonen. De echtscheiding werd pas in 1922 uitgesproken. Jansje Hamming bleef met de kinderen in Amsterdam.

Over de jeugd van Dirk Jan is verder weinig bekend. Volgens het register van dienstplichtigen was hij in 1908 magazijnbediende. In 1909 ging hij in militaire dienst bij de veldartillerie.

Getrouwd met Martha Gemert

In 1914 trouwde Dirk Jan Beijen in het Drentse Vledder met Martha Geertruida Gemert. Zij was in 1890 in Amsterdam geboren, maar haar moeder, die weduwe was, woonde in 1914 in Vledder. Dirk Jan woonde in Amsterdam. Hij werd in de trouwakte aangeduid als expediteur.

Dirk Jan en Martha kregen twee kinderen, die beiden geboren werden in Amsterdam: Martha Geertruida in 1916 en Dirk Johannes (deze keer dus niet het gebruikelijke Dirk Jan) in 1919.


Hierboven foto's van Dirk Jan Beijen en Martha Beijen-Gemert, links samen en rechts met hun kinderen Martha en Dick. De foto's zijn omstreeks 1930 gemaakt.

Maison de Bonneterie

In 1916 en 1919 werd Dirk Jan Beijen in de geboorteakten van zijn kinderen aangeduid als magazijnbediende. Toen hij in 1923 getuige was bij het tweede huwelijk van zijn moeder werd hij winkelchef genoemd. Waarschijnlijk werkte hij toen al bij het modewarenhuis Maison de Bonneterie in Amsterdam.

De Bonneterie was een buitengewoon luxueuze winkel die eigendom was van de joodse familie Cohen. De zaak was 1889 begonnen aan de Kalverstraat en werd in 1909 uitgebreid met een nieuwe veel grotere vleugel aan het Rokin. Er waren honderden personeelsleden in dienst.
Hieronder links de winkel aan het Rokin in 1912 en rechts de afdeling japonnen op de eerste etage in de jaren dertig (afbeelding: winkelstories.com).


Dirk Jan Beijen klom op tot chef-inkoper en huismeester bij de Bonneterie. Hij woonde met zijn gezin naast het warenhuis in de woning Rokin 150. Beijen was een van de weinige niet-joodse leidinggevenden in het bedrijf.

De anti-joodse maatregelen na de Duitse bezetting in 1940 hadden grote gevolgen voor de Bonneterie. In 1941 werd de directeur Alfred Cohen gedwongen de zaak te verlaten en kwam de winkel onder Duits beheer te staan. Alle joodse personeelsleden werden ontslagen. In ruil voor het afstaan aan de Duitsers van een kostbare schilderijenverzameling kreeg Alfred Cohen in januari 1942 met een aantal familieleden een vrijgeleide naar Spanje vanwaar ze later via Portugal naar Amerika vertrokken.

Dirk Jan Beijen slaagde erin om zo veel mogelijk van de Bonneterie in stand te laten en de winkel na de oorlog weer aan de rechthebbenden terug te geven. Mevrouw Ellen Herz-David, een van de naoorlogse directeuren van de Bonneterie, zei me in een telefoongesprek in 1997 dat de eigenaren hem daar erg dankbaar voor waren.
Zonder dat de Duitsers het in de gaten hadden, had Beijen veel contacten met mensen die onderduikers hielpen. Hij verborg ook zelf onderduikers in zijn woning naast de winkel.
Zijn vrouw Martha Gemert overleed in 1944. Een kleinzoon vertelde me dat dat te maken had met de spanningen die zij en haar man in de oorlog meemaakten.

Verloren oorlogskind

Dirk Jan Beijen speelt een belangrijke rol in het boek Verloren oorlogskind van Thomas Sijtsma dat in mei 2022 is verschenen. Ik heb aan dat boek een bescheiden bijdrage kunnen leveren.

Over de huismeester Beijen vertelde Inge Vecht-Prenzlau, die voor de oorlog vaak met haar moeder in de Bonneterie kwam, aan Thomas Sijtsma: "Alle kleding kwam via hem de zaak binnen. Hij zag alles. Ik vond hem streng, zelfs een beetje boos. Sommige mensen waren bang voor hem. Dat zag ik als kind al. Hij zwaaide met de scepter op ouderwetse wijze. Als Beijen aan het werk was en hij kwam binnen, stond iedereen meteen in het gelid. Je wist wel meteen wat je aan hem had. De man was rechtdoorzee en rechtlijnig."

In de oorlog heeft Inge Prenzlau een tijd met haar ouders in het huis van Dirk Jan Beijen ondergedoken gezeten. Toen leerde ze ook andere kanten van hem kennen.

De hoofdpersoon van Verloren oorlogskind is Harry Davids, een joods jongetje dat in oktober 1942 in Amsterdam werd geboren. Zijn ouders waren het jonge echtpaar Alfred Davids en Lilly Davids-Berg. Alfred had bij de Bonneterie gewerkt tot hij door de nieuwe bewindvoerders werd ontslagen. Alfred en Lilly kenden Dirk Jan Beijen daardoor goed, en ze kwamen ook bij hem thuis aan het Rokin.

Al lang voor de geboorte van Harry had Beijen Alfred en Lilly voorgesteld om onder te duiken. Hij vertelde dat hij contacten had met mensen die hij vertrouwde en die zeker zouden wilden helpen bij het zoeken naar een onderduikplek. Ondanks de verontrustende signalen over de "werkkampen" in het oosten waar joden heen werden gebracht, sloegen ze dat voorstel aanvankelijk af.

Nadat Harry geboren was, gingen ze er anders over denken. Beijen en anderen wisten hen ervan te overtuigen dat het onmogelijk was om samen met een baby onder te duiken: dat zou onherroepelijk in de gaten lopen. Met veel moeite gingen ze ermee akkoord dat Harry werd meegenomen door een meisje dat contacten had met een organisatie die gezinnen zocht waar joodse baby's konden worden ondergebracht. Om veiligheidsredenen mochten ze niet weten hoe het meisje heette en waar Harry naar toe zou gaan. Dirk Jan Beijen wist dat wel: Harry werd ondergebracht bij het gezin van de metaalbewerker Gerard den Os in de Javastraat in Amsterdam. Beijen zorgde ervoor dat het gezin iedere maand geld kreeg voor het levensonderhoud van het kind.

Thomas Sijtsma schreef in het boek: "Van onschatbare waarde bij het onderduiken van Harry was in ieder geval Dirk Jan Beijen. Zijn naam kan niet vaak genoeg genoemd worden. Hij dook meerdere keren op in officiële documenten, al koketteerde hij na de oorlog zelden of nooit met zijn hulp aan medewerkers van Maison de Bonneterie. Beijen bracht eens per maand een geldbedrag naar Den Os om in het levensonderhoud van Harry te voorzien. Voor mij was dat een bewijs dat Beijen heel nauw betrokken was bij de familie Davids. (...) De huismeester van Maison de Bonneterie, die zo streng en vurig ondergeschikte collega's toesprak, bleek een grandioos hart te hebben. Niemand wees hij af als er om hulp werd gevraagd. Na de oorlog kwamen verhalen naar buiten van joden die door hem waren geholpen. Hij moest er veel mee bezig zijn geweest, de stress was enorm."

Nadat Alfred en Lilly hun kind hadden moeten loslaten, verbleven ze een tijd in het huis van Dirk Jan Beijen aan het Rokin. Toen de kans op een inval daar te groot werd, zocht hij een andere plek voor hen. Thomas Sijtsma ontdekte dat het in het ruim van een rijnaak moet zijn geweest. Daar zijn ze hoogstwaarschijnlijk verraden. Alfred en Lilly Davids-Berg zijn in april 1943 vermoord in het vernietigingskamp Sobibor.

Na een paar maanden werd ook het onderduikadres van Harry verraden. Den Os, zijn vrouw, zijn dochter en een jonge joodse onderduikster werden door de Duitsers afgevoerd. Harry werd voorlopig in het huis achtergelaten omdat er geen plaats voor hem was in de overvalwagen. Voordat de Duitsers terugkwamen, wisten verzetsmensen de baby mee te nemen. Niet lang daarna bracht een jonge vrouw het kind met de veerboot Amsterdam-Lemmer naar Friesland. Daar verbleef Harry achtereenvolgens op een aantal onderduikadressen, tot hij uiteindelijk werd opgenomen in een gezin in Engwierum, ten oosten van Dokkum.

Na de oorlog werd Harry Davids tot groot verdriet van zijn onderduikfamilie toegewezen aan een oom die in Zuid-Afrika woonde. Later verhuisde hij naar Amerika. Thomas Sijtsma, een achterkleinzoon van de Friese onderduikouders, wist contact met hem te leggen. Bij de presentatie van het boek in mei 2022 was Harry Davids, inmiddels 79 jaar oud, ook aanwezig.

Na de oorlog

Dirk Jan Beijen kwam als weduwnaar uit de oorlog. Hij heeft weinig verteld over het belangrijke werk dat hij tijdens de bezettingsjaren heeft gedaan. Ook zijn familie wist daar niet veel van.
In september 1945 hertrouwde hij met de toen 36-jarige Pieta van Scheers.

Na de bevrijding had Beijen een belangrijke rol bij het weer op poten zetten van de geplunderde Bonneterie. In 1958 kreeg hij eremedaille in zilver, verbonden aan de Orde van Oranje-Nassau.

Dirk Jan Beijen overleed in 1973, zijn weduwe Pieta Beijen-van Scheers in 1985.


   De volgende pagina

De voorpagina
Het inhoudsoverzicht

De bovenkant van de pagina
Zoeken op deze website

Reacties of vragen