De familiesite Beijen/Beyen
door Laurens Beijen
De voorpagina
Het inhoudsoverzicht
De volgende pagina
De vorige pagina
De voornamenlijst
De fotogalerij
Zoeken op deze website
Reacties of vragen

De tak Jan Thomas van de IJsselsteinse familie

Gerrit Beijen Gerritszoon en zijn gedichten

Hiernaast staat een van de vele gedichten die zijn nagelaten door Gerrit Beijen Gerritszoon (11.21) (1826-1884). Dit gedicht heeft hij aangebracht op de muur van de kaasmakerij van de boerderij waar hij woonde. Het is maar net de vraag of het gedicht duidt op bescheidenheid: Gerrit wist heel goed dat hij bepaald geen "domme boer" was, en dankzij zijn gedichten wisten veel anderen dat ook.

Van Bodegraven naar Zwammerdam

Gerrit werd geboren in Bodegraven. Hij was een kleinzoon van Jan Thomas Beijen (9.2), de centrale figuur van de tak Jan Thomas. Met de toevoeging "Gerritszoon" onderscheidde hij zich van zijn vader Gerrit Beijen Jan Thomaszoon (10.9), zijn neef Gerrit Beijen Maartenszoon (11.12) en zijn neven (oomzeggers) Gerrit Beijen Jilleszoon (12.31) en Gerrit Beijen Corneliszoon (12.48).
Toen Gerrit 11 jaar was, overleed zijn vader. Zijn moeder en enkele oudere broers zetten het boerenbedrijf voort. In 1853 betrok Gerrit met zijn broer Pieter (11.20) en zijn zuster Marrigje (11.23) de pachtboerderij Lust in Vrede bij Zwammerdam. Na enkele jaren overleed Pieter en trouwde Marrigje. Gerrit bleef op de boerderij achter met een knecht en een dienstbode.

De Kloosterboerderij in Stein

In 1864 verhuisde Gerrit naar een andere pachtboerderij: de Kloosterhoeve in de polder Stein, ten oosten van Gouda aan de noordelijke oever van de Hollandse IJssel. Die boerderij was gebouwd op de resten van het voormalige klooster Emmaüs. Dat klooster was gebouwd in 1419 en werd in 1549 door brand verwoest. Van 1488 tot 1493 woonde Erasmus in dat klooster. Gerrit Beijen duidde zichzelf daarom vaak aan als "de Kloosterboer".

Gedichten in allerlei soorten

Gerrit was en bleef ongetrouwd, ondanks een advertentie op rijm die hij in een streekblad liet plaatsen. Daarin kwam onder andere de volgende strofe voor:
Een bouwman van ruim 40 jaren
Het ongehuwde leven moe
Wenst eindelijk zich eens te paren
En kiest geen and'ren weg daartoe
Dan door een welgemeend beroep
Op d'algemeene vrijstergroep.

Aan kandidaten werden wel zware eisen gesteld:
De vrouw die hij verlangt, moet wezen
Wil zij behalen d'eerste keur
Als zuivelmaakster uitgelezen
En zeer plezierig van humeur
En wel voorzien van geld en goed
Tot steun bij ramp en tegenspoed.

Gerrit maakte ook talloze andere gedichten. Elk jaar schreef hij bijvoorbeeld ter gelegenheid van de verjaardag van zijn moeder een uitgebreid vers. Veel van die gedichten zijn in de familie bewaard gebleven.

Hierboven stond al een tegeltableau afgebeeld uit de kaasmakerij van de Kloosterhoeve. Voor de botermakerij had Gerrit een metalen bord gemaakt waarop de boter werd aangeprezen.

En in de stal stond waarschuwend:
Wie hier wil melken gaan
Moet zich met anders niet bemoeien
Nooit zingen of fluiten, niets daarvan
En bovenal niet slaan de koeien!

Gerrit Beijen was kritisch en niet makkelijk voor anderen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een woedende brief die hij in september 1873 aan het polderbestuur van Stein stuurde. Het bestuur had volgens hem veel te lang gewacht met het wegmalen van regenwater. Daardoor moesten de koeien eerder op stal dan anders nodig was geweest. In zijn boosheid lette hij niet zo op de d-tjes en de t-tjes, maar de strekking was duidelijk:
't Is lief en braaf om zich voor anderen uit te kleden
't Is lief en braaf om zich te voeden met gebeden
't Is lief en braaf den Schout, zijn klerk en heel zijn stoet
Te mesten met ons ons geld, ons merg, ons vleesch en bloed
't Is magtig lief en braaf om onregt te verdragen
En te vergeven hen die gruwzaam ons belagen
O, 't is zoo lief en braaf dat men zijn vijand niet
Wanneer hij ons bestrijd, manmoedig weerstand biedt
't Is schreeuwend lief en braaf om alles schoon te noemen
Wat men door bijna elk als heerlijk schoon hoort roemen
't Is ultra lief en braaf om drank en spel en vrouwen
Te haten als de pest en zich er van onthouwen
't Is lief en braaf wanneer men van ons steelt een koe
Te zeggen tot den dief:
daar heb je 't kalf nog toe
't Is lief en braaf wanneer men hen die ons regeeren
Gehoorzaamd alleen niet maar ook als goden eeren
En dat men hun gebod gehoorzaamd als een slaaf
Maar ziet den
Kloosterboer is niet zoo lief en braaf.

Op de pagina De families Beijen/Beyen en de godsdienst wordt het gedicht geciteerd waarmee Gerrit zijn kerklidmaatschap opzegde.

Gerrits laatste jaren

Eind 1880 verliet Gerrit de Kloosterhoeve. Hij werd als pachter opgevolgd door zijn neef (oomzegger) Gerrit Beijen Corneliszoon (12.48). Die verandering werd op de voor Gerrit kenmerkende manier bekendgemaakt. In het tweede gedicht zal hij ook wel de nodige inbreng hebben gehad.
Gerrit Gz. trok in bij een gezin dat verderop in Stein een koffiehuis en logement had en het veer naar het dorp Haastrecht exploiteerde. Uit de afzonderlijke pagina die aan het koffiehuis in Haastrecht is gewijd, blijkt dat hij ook daar de nodige sporen naliet.

Een gegraveerde halsband voor een hond
In 2012 werd bij het Vendu Notarishuis in Rotterdam een mooi gegraveerde messing hondehalsband ('colle de chien') geveild. De tekst luidt 'G. Beyen. GZ. Stein by Gouda. 1883'. Dit betekent dat Gerrit hem in zijn laatste levensjaar heeft laten maken.
Dergelijke halsbanden waren niet bedoeld om een hond uit te laten: honden liepen destijds, en zeker op het platteland, gewoon los. De bedoeling was om aan anderen duidelijk te maken wie de eigenaar van de hond was.
Het is niet bekend wie de halsband gekocht heeft.
Foto's: Vendu Notarishuis Rotterdam.

De begrafenis van Gerrit

Gerrit overleed in 1884, bijna 58 jaar oud. In 1881 had hij een testament laten maken waarin hij zeer gedetailleerd vastlegde wat er na zijn dood moest gebeuren. Hij bepaalde dat hij moest worden gekist en begraven in de kleren waarin hij zou sterven. Hij wilde worden begraven in zijn geboorteplaats Bodegraven.
Verder bepaalde hij: "dat geene buren bij de begrafenis zullen worden uitgenoodigd of toegelaten, maar alleen mannen behoorende tot de begrafenisdirectie te Gouda, en wel tien in getal, welke in twee koetsen gezeten, met zwarte paarden bespannen, mij zullen moeten komen afhalen, mijne lijkkist in de lijkwagen plaatsen en een rouwkleed over mijn lijkkist hangen, zullende die wagen bespannen worden met mijne bonte paarden (twee in getal) met mijne net opgepoetste tuigen, doch zonder eenig rouwfloers omhangen en bereden door Willem Zuidwijk, thans in dienst bij de weduwe Gravesteijn te Gouda, of, bij gebreke van deze, een ander zeer bekwaam voerman, doch volstrekt geen "van der Grift", zullende die tien mannen buiten hun overigens toekomende, elk genieten vijf gulden, en de voerman van mijn lijkwagen tien gulden, doch, zullende die vijf gulden of die tien gulden niet worden uitgereikt aan hen of hem die bij het hun opgedragene eenigen misslag mogten of mogt begaan."
Dat waren bijzondere bepalingen, maar in het geruchtencircuit werd alles nog veel mooier gemaakt: de dragers zouden gebocheld moeten zijn, er zou in flinke draf moeten worden gereden en de paarden zouden op het graf moeten worden doodgeschoten. Voor sommige inwoners van Bodegraven moet het een teleurstelling zijn geweest dat dit allemaal niet klopte.
Het onderstaande bericht komt uit het Leidsch Dagblad van 26 februari 1884.

De grafsteen

In zijn testament had Gerrit ook precies vastgelegd welke tekst er op zijn grafsteen moest worden aangebracht. Verder liet hij een legaat van 1500 gulden na aan het burgerlijk armbestuur van Bodegraven (in feite het gemeentebestuur). Voor die tijd was dat een belangrijk bedrag. Daartegenover zou de grafsteen door de gemeente "ten eeuwigen dage duidelijk leesbaar onderhouden moeten worden onder toezigt mijner broeders of de afstammelingen van deze, altijd Beijen heetende tot in de verste toekomst". Het deel van de rente dat niet nodig was voor het onderhoud moest jaarlijks op 27 februari, Gerrits geboortedag, worden uitgedeeld onder de "Algemeene Armen" van Bodegraven.
Na het overlijden van Gerrit aanvaardde de gemeenteraad van Bodegraven het legaat en de bijbehorende voorwaarden. Gerrit werd begraven bij de hervormde kerk. Conform zijn voorschrift werd op de grafsteen de volgende tekst aangebracht:
GERRIT BEIJEN GERRITSZOON
GEBOREN TE BODEGRAVE
27 FEBRUARI 1826
OVERLEDEN TE STEIN BIJ GOUDA
In het septembernummer 2007 van het blad Boreftse Berichten (klik hier) werd vermeld dat de oud-politicus Jan Terlouw, wiens vader van 1956 tot 1958 predikant in Bodegraven was, zich na 50 jaar de tekst op de steen nog precies wist te herinneren.
11 FEBRUARI 1884
De groote vraag bleef hem steeds deze
Hoe zal 't mij na het sterven wezen
Wat is gedacht, gezegd, geschreven
Hem is 't een raadsel steeds gebleven

De uitdelingen van levensmiddelen aan arme gezinnen hebben tot omstreeks 1967 plaatsgevonden. Daarna is het geld toegevoegd aan het budget voor de jaarlijkse uitgaansdag van de Bodegraafse bejaarden.

De onderhoudsplicht van de grafzerk raakte echter in de vergetelheid. Vele tientallen jaren werd er niets aan de steen gedaan. De tekst was daardoor heel slecht leesbaar geworden.
In augustus 1999 kwam ik Gerrits testament tegen in het streekarchief in Woerden. Als achter-achterkleinzoon van een broer van Gerrit ben ik volgens het testament een van degenen die "toezigt" op het onderhoud moeten uitoefenen. Ik heb de gemeente Bodegraven daarom direct na die vondst gevraagd om dit unieke historische monument weer in ere te herstellen.
De gemeente heeft dat verzoek destijds goed opgepakt. In november 1999 werd de steen schoongemaakt en tekst weer goed leesbaar gemaakt. De gemeente zegde toe om de steen regelmatig te blijven onderhouden.


Aanvankelijk gebeurde dat inderdaad. De linkerfoto hierboven, die gemaakt is in november 2011, laat echter zien dat de steen toen weer erg vuil was en dat de tekst bijna onleesbaar was.
Naar aanleiding van een signaal van mij hierover heeft de gemeente Bodegraven-Reeuwijk (zoals de gemeente sinds 1 januari 2011 heet) begin 2012 de grafsteen met anti-algmiddel laten behandelen en de letters laten schilderen. Uit de rechterfoto hierboven, die gemaakt is op een regenachtige dag, blijkt dat het gedicht van Gerrit daarna weer goed leesbaar was.


Onderhoud blijft echter nodig. De linkerfoto hierboven, die gemaakt is in oktober 2019, laat zien dat de grafsteen toen voor een groot deel overwoekerd was. Daarna is er een paar keer ondrhoud uitgevoerd. De rechterfoto is gemaakt in april 2023 na een grotere opknapbeurt van de oude begraafplaats die is uitgevoerd op aandringen van de Stichting Historische Kring Bodegraven (dank aan Leendert Spijker uit Bodegraven voor de signalen).

Een artikel in Boreftse Berichten
In de aflevering van maart 2016 van 'Boreftse Berichten', het tijdschrift van de Stichting Historische Kring Bodegraven, is een artikel van mij opgenomen over de grafsteen van Gerrit Beijen. Klik hier.

In het artikel staat helaas een vergissing. Onder het kopje "Verplaatsing van de steen" schreef ik dat de grafsteen op een andere plaats ligt dan de oorspronkelijke. Dat klopt niet. De grafsteen van Gerrit ligt nog op vrijwel dezelfde plaats. Op de foto in het artikel wordt die plaats aangeduid met de letter B.


   De volgende pagina

De voorpagina
Het inhoudsoverzicht

De bovenkant van de pagina
Zoeken op deze website

Reacties of vragen