De familiesite Beijen/Beyen
door Laurens Beijen
De voorpagina
Het inhoudsoverzicht
De volgende pagina
De vorige pagina
De voornamenlijst
De fotogalerij
Zoeken op deze website
Reacties of vragen

De oudste generaties van de IJsselsteinse familie

De nakomelingen van Dirck Gijsbertszoon Beijen

De op de vorige pagina genoemde Dirck Beijen (5.5) kreeg in totaal 17 kinderen: zes uit zijn eerste, een uit zijn tweede, een uit zijn derde en negen uit zijn vierde huwelijk. Op het schema van de leden van de oudste generaties van de IJsselsteinse familie staan zij bij de nummers 6.12 tot en met 6.28.
Over een aantal van hen wordt hierna iets gezegd.

De stamvaders van de drie takken

Van drie van de zoons van Dirck zijn er nu nog nakomelingen met de naam Beijen. Die drie zoons zijn de verbindende schakels tussen de oudste generaties van de IJsselsteinse familie en de takken van die familie.
Hiernaast staat een stukje uit het schema van de leden van de oudste generaties.

Gijsbert Beijen (6.13) was een zoon uit het eerste huwelijk van Dirck. Hij was de stamvader van de tak Gijsbert.

Harman Beijen (6.15) was ook een zoon uit het eerste huwelijk. Hij was de stamvader van de tak Jan Thomas, die genoemd is naar de centrale figuur uit die tak.

Johannes Beijen (6.21), die meestal Johan of Jan werd genoemd, was een zoon uit het vierde huwelijk van Dirck (dat met Cornelia van Laren). Hij was de stamvader van de tak Johan Franco.

Deze drie zoons staan zowel op het schema van de oudste generaties als op dat van hun eigen tak.
Er wordt meer over hen gezegd bij de takken waarvan zij de stamvaders waren.

Hendrik Beijen

Hendrik Beijen (6.14), een zoon uit Dircks eerste huwelijk, was net als zijn vader en zijn grootvader chirurgijn in IJsselstein. Hij studeerde ook een paar jaar rechten in Leiden, maar hij maakte die studie niet af, misschien omdat hij zijn zieke vader in IJsselstein moest vervangen.
Net als veel van zijn voorouders was Hendrik Beijen jarenlang schepen van IJsselstein. Ook bekleedde hij functies in de plaatselijke schutterij. Hij was getrouwd met Anna Cloeck; het echtpaar bleef kinderloos.

Maria Beijen en haar kinderen

Maria Beijen (6.17), een dochter uit Dircks eerste huwelijk, kreeg in in 1686 in Montfoort een kind. In het doopregister staat: "Augustus 1686. Den 29 een kindt van Maria Beijen, nicht van Mr. Beijen. Genaamt Johannes Hendrick." De "Mr. Beijen" bij wie Maria vermoedelijk in huis woonde was haar oom Apher Beijen (5.8), chirurgijn in Montfoort. In april 1687 spande Maria's vader Dirck Beijen voor het gerecht in Montfoort een proces aan tegen Hendrick Davidse Bijlevelt, die volgens hem de vader van het kind was. Het geding sleepte zich een jaar voort. Uiteindelijk werd Bijlevelt veroordeeld om te betalen "voor de eere en defloratie aen des eijsschers dochter gedaen en craemcosten respective de somme van drie ende sestich gulden, ende voor Alimentatie vant kint weeckelijcks vijftien stuijvers geduerende dat het kint gecomen sal wesen tot den Ouderdom van sesthien jaeren".

In 1695 en 1698 werden er in Montfoort nog twee kinderen van Maria gedoopt. Verdere informatie over Maria en haar kinderen is niet bekend.

Jodocus Beijen en zijn nakomelingen

Jodocus Beijen (6.22) was een zoon uit Dircks vierde huwelijk; hij was kennelijk genoemd naar zijn grootvader Jodocus van Laren. Hij woonde in Amsterdam en was getrouwd met Aafje van Ceulen.
Voor zover bekend had Jodocus één zoon, Dirck Beijen (7.13). Dirck was meester-zadelmaker in Amsterdam en woonde in een huis aan de westkant van het Weesperplein. Hiernaast staat een kaartje van het Weesperplein en omgeving zoals het er in het verleden uitzag. De Lijnbaansgracht die op het kaartje staat, is nu gedempt en voor een deel opgenomen in de bebouwing.
Dirck had drie kinderen: een jong overleden dochter en twee zoons, Jodocus (8.1) en Jan (8.2), die beiden wel trouwden, maar geen kinderen hadden.

Uit de advertentie hiernaast blijkt dat de laatstgenoemde Jodocus in 1797 in Haarlem overleed na een langdurige borstkwaal. De advertentie werd geplaatst door zijn weduwe Aplonia van Ankeren. Het is de oudst bekende overlijdensadvertentie van een lid van een van de families Beijen.

Pieter Beijen, soldaat bij de VOC

Pieter Beijen (6.25) werd geboren in 1679. Twee oudere broertjes van hem, die geboren werden in 1675 en 1677, hadden ook de naam Pieter gekregen, maar waren op jonge leeftijd overleden.
Voor zover bekend trouwde Pieter in 1703 met een zeker Margaritha Cock, die ook uit IJsselstein afkomstig was. Over haar is verder niets bekend; misschien is ze niet lang daarna overleden. Volgens een archiefstuk uit 1705 was Pieter glazenmaker.
In 1706 vertrok Pieter uit IJsselstein: hij trad toen in dienst bij de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Op de pagina Een soldaat en een matroos bij de VOC wordt daar meer over verteld.
Pieter overleed in 1717 aan boord van een schip.

Adrianus Beijen en zijn nakomelingen

Een van de jongste kinderen van Dirck, Adrianus Beijen (6.26), die ook wel Arij werd genoemd, woonde ook in Amsterdam. Hij werd in 1707 als poorter van Amsterdam ingeschreven en was toen scheepstimmerman. Adrianus was drie keer getrouwd. Nakomelingen van hem woonden nog vele generaties lang in Amsterdam. De laatste Beijen uit dit takje was Hendrika Beijen (11.5), die in 1914 overleed.

Hoewel dit takje dus tot in de twintigste eeuw heeft bestaan, zijn dit takje en andere kleine uitgestorven takjes om praktische redenen meegenomen bij de oudste generaties.

Vader en dochter veroordeeld
Adrianus Beijen (10.1), een achter-achterkleinzoon van de hierboven genoemde Adrianus, werd geboren in 1795 en was schoenmaker van beroep. Hij was getrouwd met Anna van der Wijs. Ze kregen zes dochters, van wie er twee jong overleden. Rond 1835 verhuisden ze van Amsterdam naar de Dubbele Buurt in de toenmalige gemeente Nieuwer-Amstel, bij wat nu het begin van de Amstelveenseweg in Amsterdam is.
Nadat Adrianus werkloos was geworden, kwam hij diverse keren in aanraking met de justitie. Hij werd in 1848 wegens bedelarij in Amsterdam veroordeeld tot acht dagen hechtenis en aansluitende opname in het bedelaarshuis. Bij de bepaling van de hoogte van de straf hield de rechtbank rekening met zijn armoede en het feit dat hij geen werk had. Een paar maanden later herhaalde dit zich. Daarna werd Adrianus overgebracht naar de rijkswerkinrichting Ommerschans in Overijssel. Na zijn terugkeer werd hij in 1850 opnieuw aangehouden wegens bedelarij, en dat leverde dezelfde straf op. Na een verblijf van negen maanden in Ommerschans kwam hij weer terug. In 1853 overleed Adrianus' vrouw. In 1854 werd hij weer aangehouden wegens bedelarij. Deze keer zag de rechtbank geen verzachtende omstandigheden; hij kreeg nu drie maanden cel en en aansluitende opname in de rijkswerkinrichting. Dat was de laatste keer: in 1857 overleed Adrianus in Ommerschans. Hij was 62 jaar oud.

Zijn dochter Hendrika Beijen (11.5), die geboren was in 1833, trouwde in 1870 met Dirk Klijnschmidt. Nadat Dirk in 1881 overleden was, trad ze als meid-huishoudster in dienst bij een familie in de Saxenburgerstraat bij het Vondelpark.
In 1884 werd ze verdacht van het stelen van twee gouden ringen en een flacon met een gouden dop. Toen ze merkte dat de diefstal ontdekt was, gooide ze de flacon in het water en de ringen in het secreet (door de rechtbank eufemistisch ook aangeduid als "de beste kamer"), maar die konden er weer uitgevist worden. Hendrika legde een bekentenis af en werd wegens "diefstal gepleegd door een loonbediende ten nadeele van haren meester" veroordeeld tot negen maanden gevangenisstraf.
Hendrika hertrouwde in 1887 met de weduwnaar Willem IJkman, die in 1898 overleed. Zelf overleed Hendrika in 1914 op 81-jarige leeftijd.


   De volgende pagina

De voorpagina
Het inhoudsoverzicht

De bovenkant van de pagina
Zoeken op deze website

Reacties of vragen